Witwolkige geesten scheren over de sloot
Een verdwaalde vogel trilt zijn lied
Veraf roept een koekoek, koert een duif
Het zachtwarme geluid van de zomer
Voor mijn geestesoog waren ooit
Alle zomers lang en met een gouden glans
In die tijden van ravijndiepe verwondering
Onvolprezen kindertijd, waarin alles nieuw was
Vochtigklamme zomermijmeringen
Heimwee naar de dagen van toen
Maar mijn kinderlijkopen geest
Bouwt elke ochtend een nieuwe wereld