Onzichtbaar zijn de sterren
Zij betaalden het gelag
Donder klinkt door het heelal
Bliksem maakt het bijna dag
Naakt zit hij op zijn rots en zwijgt
Natuurgeweld lijkt niet te deren
Wie is die kleine naakte man
Wat kan hij ons leren?
Hij is de meester van zichzelf
En ook de meester van zijn angst
Kent zichzelf en ziet het al
Zelfkennis was zijn grootste vangst
Ooit was hij gewoon als wij
Gewoner nog door zijn postuur
IJdelheid legde hij af
In schemer bij een laaiend vuur
Trots en zelfzucht is hem nu vreemd
En andere aardse zonden
Dit ging niet zonder tegenstand
Menigmaal likte hij zijn wonden
Hij is tevreden met het zijn
Kan nu pas liefde schenken
Onbaatzuchtig is zijn naam
Wie had dat ooit kunnen denken
Ooit was hij misschien een makelaar,
Ambachtsman, barbier, bankier
Of vulde hij misschien zijn dag
Met sorteren van papier
Maar nu is hij slechts zichzelf
Naakt zittend op zijn rots
Hem deert het aardse streven niet
Dit maakt me plaatsvervangend trots