Stieren spogen vuur en ik versloeg ze,
Omploegde met hun beenderen het veld.
Dan de tanden van de draak gezaaid,
Het zaaisel verslagen met mijn ruwe steen.
de wakkere draak gedood,
Het vlies gestolen.
En nu zit ik met een stinkend,
goudgespoten schaapsvel vol met wormen.
De queeste mooier dan't gewin,
men noemt deze reis dan ook wel leven